‘Volgens mij weet niemand hoe het precies zit met de uitsluiting van bepaalde groepen mensen – waarom we het doen, waar het vandaan komt – maar mijn eigen redenering is: Door je altijd maar druk te maken over ‘de ander’, hoef je niet na te denken over jezelf. Met onze voorstellingen hoop ik mensen een spiegel voor te houden. Aan het stuk Van J. naar Jessica, waarbij een van onze spelers de transitie doormaakt van man naar vrouw, hebben we bijvoorbeeld de vraag gekoppeld: Kun jij zijn wie je wilt zijn? Ik hoop dat sommige mensen thuiskomen en misschien wel tegen hun partner of kind zeggen: ‘Eigenlijk ben ik helemáál niet wie ik wil zijn.’ Want zijn we niet allemaal op een bepaalde manier anders? Als je dat durft toe te geven, krijg je begrip voor die ander, word je minder bang voor die ander. Met elkaar anders kunnen zijn: daarin schuilt de mildheid die onze samenleving nodig heeft.’
Kun je daar wel van leven?
‘Ik ben zelf ook altijd anders geweest. Door het werk van mijn ouders verhuisden we vaak, leefden een beetje als zigeuners. We waren niet zoals de buren. Daarna ben ik naar de toneelschool gegaan, ook geen standaard keuze. Zelfs nu vragen mensen me nog regelmatig of ik wel van de kunst kan leven. En dan ben ik óók nog eens homoseksueel, maar heb wel een zoon. Daar kijken mensen van op, want hoe kan dat nou? Eigenlijk zijn dat hele onbeschofte vragen. Ik vraag toch ook niet aan een heterostel hoe ‘dat’ nou kan? Door mijn eigen achtergrond heb ik me denk ik altijd verbonden gevoeld met iedereen die anders is.’
Jou hoef ik niet
‘Iedereen heeft momenteel de mond vol van de inclusieve samenleving maar het lukt van geen kant. Ik ben daar boos over. Kijk nou naar de huizenmarkt: alleen de mensen met de hoge inkomens kunnen iets kopen. En dan die discussies over de Islam: ik irriteer me daar mateloos over. Ten eerste heeft extremisme niks te maken met het geloof. Ten tweede gaat alle aandacht daar naar uit en vergeten we dat er in Rome iedere zondag een man in een jurk op het balkon verschijnt en nogal twijfelachtige uitspraken doet over homoseksualiteit en geboortebeperking. Het zijn allemaal voorbeelden van angst voor de ander en dus het uitsluiten van die ander. En die ander, die stoppen we ook nog eens graag weg. Ouderen, mensen met beperkingen die begeleid wonen, asielzoekers: ze wonen ver buiten, waardoor we ze niet zien in bijvoorbeeld de centra. Bij Babel gebeurt dat niet, daar wordt niemand buitengesloten of weggestopt. We staan allemaal samen op het podium.’
Enorme energie
‘Ik werk alleen samen met mensen die mijn missie snappen. Met iedere uiting die we samen met Studio Lonne Wennekendonk maken, vertellen we niet alleen het verhaal van een bepaalde voorstelling maar van ons hele gezelschap. Dat is nodig om onze boodschap met zoveel mogelijk mensen te delen. De studio denkt heel breed: Hoe zorgen we dat de beleids- en trendmakers ons werk ook leren kennen en begrijpen? Ze willen die ruimte krijgen en nemen ‘m ook. Als je daarvoor openstaat, krijg je een enorme energie in je eigen ontwikkeling.’
Luis in de pels
‘We willen de luis in de pels zijn, we willen dat ons werk schuurt. Ik maak het mezelf daarmee niet makkelijk. Maar ik wil ertoe doen, ik wil de samenleving beter en inclusiever maken. Als een schoolklas een workshop volgt met onze inclusieve groep, schrikken leerlingen in het begin regelmatig van onze spelers: Mensen met een beperking zien er soms ook anders uit. Maar na anderhalf uur gaan ze bijna altijd als vrienden uit elkaar. Van dat soort momenten word ik heel blij. Kinderen en jongeren denken veel minder in hokjes dan volwassenen, dus als ik met hen werk, voel ik: ja, wat ik wil, dat kan. Waar ik ook heel blij van word, is als mensen na een voorstelling tegen me zeggen: ‘Ik heb nooit geweten dat je inclusief kunt werken en tegelijkertijd innovatieve kunst kunt maken.’ Dat raakt me, want ik wil niet dat er wordt gezegd: Oh, wat knap van die mensen, wat goed dat ze dat doen. Ik wil dat mijn spelers worden beoordeeld op hun vakmanschap en vakvrouwschap, net als ieder ander.’